Padel is booming in Nederland en ook ik heb mij er nu aan gewaagd! De padelbanen lagen er afgelopen februari bij het ABN AMRO World Tennis Tournament in Rotterdam zó verleidelijk bij, dat ik het niet kon laten om het ook eens te proberen. En dat was een fantastische ervaring!
Padel speel je meestal met zijn vieren, op een baan van 10 bij 20 meter en de bal wordt na een stuit achter de servicelijn onderhands in het spel gebracht. Dit is heel prettig voor spelers zoals ik, die na veel serveren nog wel eens last van hun schouder krijgen. Bij padel speelt dat probleem van de service niet meer!
Wel worden bij padel veel lobs gespeeld, zodat je veel bovenhandse slagen moet spelen. Dus zorg ervoor dat je je schouder goed opwarmt van tevoren. Maar in plaats van met een harde smash worden deze vaak als een soort hoge forehand met slice geslagen, de zogeheten bandeja, waardoor de bal na de stuit laag blijft (en de belasting op je schouder gering). Sla je de bal als een powersmash, dan stuit de bal hoog op, wat voor de tegenstanders juist makkelijker is.
Sowieso zijn de slagen bij padel wat rustiger en compacter dan bij tennis. Heel hard slaan heeft meestal weinig zin, want raakt de bal na de stuit de het glas of de muur, dan kunnen de tegenstanders de bal alsnog terugslaan. Het spel vraagt meer om schaken dan om power, het kiezen van de juiste hoek, de bal op de voeten, de lob… Ondanks de rustig geslagen ballen zit er daardoor veel dynamiek, snelheid en variatie in, met uitdagende slagenwisselingen. Dat merkte ook ik, want mijn jonge tegenstanders lieten mij met hun rustige ballen alle hoeken van de baan zien.
Door de vele lage ballen en de korte wendingen is goed voetenwerk belangrijk. Goed voetenwerk helpt om knieklachten te voorkomen. De passen bij padel zijn in het algemeen wat kleiner dan bij tennis en het aantal slidings is gering. Ook moet je vaak wat lager zitten door de lagere stuit van de bal, zeker als deze het glas of de wand heeft geraakt. Een goede training voor je bovenbenen en bilspieren! Waar ik zelf wel even aan moest wennen, is dat je regelmatig 180 graden moet draaien op de baan. Want heeft de bal de zij-of achterwand geraakt, dan mag je hem nog steeds slaan, maar gaat hij wel de andere richting uit. Een uitdaging!
Bij padel loop je ook veel naar voren en achteren, terwijl je bij tennis meer zijwaarts naar links en rechts loopt. Je probeert continu een netpositie te verkrijgen en de tegenstander zal proberen om je met lobs naar achteren te dwingen. Dit belast je achillespezen wat meer dan bij tennis, dus hou hier rekening mee bij de opbouw van je belasting. Zorg dat die geleidelijk verloopt en bereid je goed voor door oefeningen zoals bijvoorbeeld calf raises.
Verder moet je goed oppassen voor de zijmuren en de glazen achterwand padel. Hoewel de bal rustig gespeeld wordt, ben jij aan het rennen over de baan, dus zorg dat je er niet tegenaan loopt of vang jezelf goed op.
Het racket bij padel is anders dan bij tennis en bestaat uit frame en een vast oppervlak met een ongelimiteerd aantal gaten. Rackets kunnen variëren in vorm, gewicht en basismateriaal. Door te kiezen voor een licht racket (365-375 g) dat niet topzwaar is hou je de kans op een tennisarm zo klein mogelijk. Meer ervaren spelers, wiens arm aan de belasting gewend is, kunnen kiezen voor een topzwaar racket.
Speel je zowel tennis als padel, dan zal je netspel bij tennis door padel ongetwijfeld beter worden. Je moet immers steeds naar voren, speelt veel volleys, lage ballen en lobs – jou maken ze straks niet meer gek in het dubbelspel! En kun je al tennissen, dan zul je padel snel oppakken.
Veel speelplezier!
Babette Pluim, bondsarts KNLTB
Met dank aan Jack Engelaar, padel- en tennistrainer, TV Keltenwoud en Kim van Ginkel